Blijf op de hoogte

Wat is de nieuwe rol van de trombosedienst?

De rol van de trombosedienst verandert. Door ontwikkelingen op het gebied van medicatie, de vingerprik en zelfmanagement zijn er meer mogelijkheden voor antistollingsbehandeling met en zonder de trombosedienst. Zo krijgen patiënten steeds meer de regie over hun eigen leven. Overbodig wordt de trombosedienst echter allerminst: ondersteuning en advies zal altijd nodig blijven, vertelt arts klinische chemie Henk Adriaansen.

Hoe verloopt een reguliere controle bij de trombosedienst?

“De patiënten die zich regelmatig laten controleren bij de trombosedienst zijn degenen die vitamine K-antagonisten gebruiken. Jaarlijks komen zo’n 450.000 patiënten op controle bij een van de ruim vijftig trombosediensten in Nederland. Er wordt bloed afgenomen waarvan de INR-waarde wordt gemeten. Deze waarde geeft de mate van stollingsremming weer. Deze waarde moet niet te hoog zijn, want dan is er een verhoogde kans op bloedingen, maar ook niet te laag, want dan kunnen opnieuw stolsels ontstaan. Daarnaast worden bij een controle aanvullende vragen gesteld: Hoe voelt de patiënt zich? Zijn er belangrijke veranderingen in het dagelijks leven die effect kunnen hebben op het ziektebeeld? Gaat de patiënt binnenkort op vakantie of staat er een operatie in de planning? Nadat de resultaten van de meting bekend zijn, bepaalt de arts of doseeradviseur het doseerschema van de medicatie voor de volgende periode van maximaal zes weken.”

Hoe kan door middel van een eenvoudige vingerprik bloed afgenomen worden?

“Sinds zo’n vier jaar is een aantal trombosediensten overgegaan op de vingerprik als alternatief op de veneuze bloedafname. De prik in de vinger, waarbij een druppeltje bloed wordt afgenomen, wordt over het algemeen als patiëntvriendelijker ervaren dan de al langer gebruikte veneuze manier waarbij een buisje bloed uit de arm wordt verkregen. Naast dat de vingerprik patiëntvriendelijker is, kan de INR-waarde direct worden afgelezen en dus kan ook direct na het prikken een adviesgesprek worden gevoerd met de patiënt. Ook kan een medewerker, door het stellen van de juiste vragen aan de patiënt, snel achter de oorzaak komen van een te hoge of te lage waarde en daar de dosering op aanpassen. Bovendien is deze manier van prikken ook organisatorisch van meerwaarde, omdat men niet afhankelijk is van het transport van buisjes naar laboratoria en het administratieve proces een heel stuk eenvoudiger wordt.”

Hoe gaat zelfmeten met de vingerprik in zijn werk?

“Trombosepatiënten kunnen zich hiervoor aanmelden bij hun trombosedienst. Aan zelfmeten gaat een informatiebijeenkomst vooraf, waarbij patiënten worden getraind in het meten van hun INR-waarde en waarin wordt benadrukt dat stolling erg nauw luistert. Wanneer patiënten geïnteresseerd en vooral gemotiveerd zijn, krijgen ze een zelfmeetapparaat. Om de INR-waarde thuis te meten, moet een vingerprik gedaan worden met het meetapparaat. De waarde kan vervolgens worden afgelezen en doorgegeven via een internet based dossier, vergelijkbaar met internetbankieren. De trombosedienst ziet de doorgegeven waarden en bekijkt of de dosering gelijk kan blijven of dat deze moet worden aangepast. Deze informatie wordt vervolgens ook weer gedeeld met de patiënt via het internet based dossier.

Zelfmanagement gaat nog een stapje verder. Hierbij kan de patiënt naast het zelf prikken, ook zelf een doseervoorstel indienen. Omdat ook de zorgverlener toegang heeft tot het dossier, kan een arts of doseeradviseur direct contact onderhouden met de patiënt en het doseervoorstel waar nodig bijschaven. Een bezoek aan de prikpost is dus in deze beide gevallen niet meer nodig en bovendien raken patiënten door deze vorm van zelfregie veel meer bij hun eigen antistollingsdossier betrokken. Ze raken minder afhankelijk van de prikpost en worden dus ook minder vaak geconfronteerd met hun ziekte. Wel is het belangrijk dat de patiënt zelf signaleert wanneer bijzonderheden moeten worden doorgegeven aan de trombosedienst. De dienst blijft namelijk te allen tijden ondersteunend fungeren.”

Meer informatie

Zie www.levenmettrombose.nl of vraag ernaar bij uw trombosedienst.

Gerelateerde artikelen

Bij de helft van alle patiënten die een steunkous dragen om complicaties na een trombosebeen te voorkomen, kan de draagduur zonder gevolgen met anderhalf jaar worden verkort tot zes maanden.…

Voor antistollingspatiënten zal het innemen van medicatie altijd onderdeel uitmaken van het dagelijks leven. Om de regie te nemen en te behouden op het eigen ziektebeeld, is assertiviteit dan ook…

Toen Petra Rietveld op haar 21e voor het eerst last kreeg van een trombosebeen, waren haar klachten na een halfjaar verdwenen. Toch bleef de aandoening haar achtervolgen. Later kwam het…

Na een dotterbehandeling met stentplaatsing kan zich in de stent plots een stolsel vormen. Dit gebeurt bij zo’n 300 patiënten per jaar, die daardoor een groot risico lopen op een…

Jarenlang waren vitamine K-antagonisten (VKA) de aangewezen middelen om trombose te voorkomen en te behandelen. Deze middelen laten zich lastig instellen en in Nederland ontstond voor de begeleiding daarvan een…

Reactie

Plaats een opmerking

Onthoudt mijn naam en e-mailadres in de browser voor de volgende keer dat ik een opmerking plaats.