Blijf op de hoogte

Longkanker

0:00
0:00

Longkankerpatiënt Etienne en Lidia van Longkanker Nederland vertellen in deze video over de beschikbare informatie en begeleiding voor patiënten die een beslissing moeten maken over hun behandelplan. Etienne gaat in op zijn eigen ervaringen met longkanker in stadium 4. Lidia, directeur van Longkanker Nederland, vertelt wat de patiëntenorganisatie kan betekenen voor deze patiëntengroep. Er worden verschillende nuttige tips gegeven voor patiënten en hun naasten.

Over de ziekte

Wat is longkanker?1

Longkanker is de ongecontroleerde deling van lichaamscellen in de longen. De term ‘longkanker’ is feitelijk een verzamelnaam voor een aantal verschillende soorten longkanker. Het is belangrijk om te weten van welke soort kanker sprake is, omdat de arts en patiënt dan meer weten over het waarschijnlijke verloop van de ziekte. En omdat elke soort zijn eigen behandeling heeft. Dat heeft ook weer effect op de prognose van longkanker. Er zijn twee hoofdsoorten:

  • Kleincellige longkanker
  • Niet-kleincellige longkanker

Kleincellige longkanker1

Deze vorm van longkanker speelt zich af in kleine, kwetsbare cellen die snel delen. Dat is een nadeel: de tumorcellen verspreiden zich snel door het hele lichaam. Als de patiënt de eerste klachten krijgt, is kleincellige longkanker vaak al uitgezaaid in andere lichaamsdelen. Ongeveer 20 procent van de mensen met longkanker heeft deze vorm.

Niet-kleincellige longkanker1

Anders dan bij kleincellige longkanker gaat het bij deze vorm om kanker in tamelijk grote cellen. Er zijn drie typen:

  • Adenocarcinoom
  • Grootcellig carcinoom
  • Plaveiselcelcarcinoom

Deze soorten groeien meestal relatief langzaam en zaaien ook minder snel uit dan kleincellige longkanker.

Oorzaken van longkanker

Zo’n 85 procent van alle vormen van longkanker wordt veroorzaakt door roken2. Dr. Wessel Hanselaar (longarts in het Franciscus Gasthuis & Vlietland): “Roken heeft dus een grote rol in het ontstaan van longkanker. Er is een verhoogd risico op het krijgen van longkanker als er erfelijke factoren zijn. En er zijn bepaalde omgevingsfactoren die longkanker kunnen veroorzaken, zoals asbest en radon (radioactief gas). Mensen met longfibrose hebben een verhoogde kans op het krijgen van longkanker.”

Symptomen en preventie van longkanker

“Het is opvallend dat longkanker in het begin vrij weinig klachten geeft”, vertelt dr. Hanselaar. “De eerste symptomen zijn meestal een aanhoudende prikkelhoest, kortademigheid, meer slijmvorming en vermoeidheid. Omdat deze klachten tamelijk onopvallend zijn, kan een tumor in de longen lang doorgroeien en komen patiënten vaak al laat bij de longarts terecht.” Een belangrijke trigger is als er met het hoesten bloed meekomt. Ontstekingen van de luchtwegen gaan vaak niet over, ook niet met antibiotica. Daarnaast is er vaak sprake van ongewild gewichtsverlies, iets wat ook voorkomt bij andere vormen van kanker.3

Longkanker voorkomen

De kans op het krijgen van longkanker neemt behoorlijk af door niet te roken of daarmee te stoppen. Stoppen met roken is altijd zinvol; het speelt ook een belangrijke rol bij allerlei andere ziekten, zoals COPD. Ook op latere leeftijd heeft stoppen met roken het zin. Contact vermijden met asbest en (radioactieve) straling speelt ook een rol.

Diagnose longkanker

Een patiënt komt vanaf de eerste klachten tot de behandeling van longkanker veel verschillende zorgprofessionals tegen. De eerste is meestal de huisarts. Longarts Jasper Smit (LUMC): “De huisarts speelt vooral een rol in het begin van het proces. Als een patiënt met klachten bij de huisarts komt, kan hij of zij een longfoto aanvragen, waarvan de uitslag reden kan zijn om de patiënt verder te verwijzen. Dan komt een patiënt bij de longarts terecht voor verdere diagnostiek.”

De longarts heeft verschillende onderzoeken tot zijn of haar beschikking om de juiste diagnose te stellen. De diagnose start meestal met een radiologische onderzoeken om een beeld te krijgen van de grootte en plaats van de tumor en eventuele uitzaaiingen elders in het lichaam. Het gaat dan om een ‘gewone’ röntgenfoto van de borstkas (ook wel thoraxfoto genoemd), een CT-scan, PET-scan en MRI-scan. Als eenmaal duidelijk is waar de tumor en/of uitzaaiingen zich bevinden, kan de specialist met een punctie of bronchoscopie weefsel verkrijgen, waarna de patholoog kan bepalen welke soort longkanker de patiënt heeft.

Drs. Smit: “Om de soort longkanker te bepalen heb je een biopt nodig en met eventueel een echogeleide punctie of bronchoscopie heb je manieren om dat weefsel te verkrijgen. Een bronchoscoop is als het ware een dunne, flexibele slang met een minicamera aan het uiteinde, die we via de luchtpijp in de longen kunnen brengen en zo naar de plek van de tumor leiden.”

Pathologisch onderzoek

Als via een punctie of bronchoscopie een biopt is verkregen, wordt dit in het laboratorium verder onderzocht om het type en stadium van de tumor vast te stellen. Dit noemen we pathologisch onderzoek.

DNA-onderzoek

In het laboratorium wordt ook DNA-onderzoek gedaan, om te bepalen of het type kanker een wijziging (mutatie) in het DNA heeft die met doelgerichte medicatie is te behandelen.

Biomarkers

Belangrijk is de zoektocht naar biomarkers. In het geval van longkanker zijn dit eiwitten op de kankercellen, of mutaties in het DNA, die iets zeggen over het effect van een behandeling. Meer hierover in dit artikel.

Lees meer: De rol van biomarkers bij longkanker

Gerelateerde artikelen

De afgelopen tien jaar zijn recente behandelingen voor longkanker snel belangrijk geworden. We hebben het dan over immuuntherapie en doelgerichte therapie. Onderzoek van een biopt in het laboratorium speelt bij deze ontwikkeling een grote rol. Patholoog Daniëlle Cohen legt het uit.

De longarts heeft verschillende onderzoeken tot zijn of haar beschikking om de juiste diagnose te stellen. De diagnose start meestal met radiologische onderzoeken om een beeld te krijgen van de grootte van de tumor en eventuele uitzaaiingen elders in het lichaam.

 

Behandeling van longkanker

De soort behandeling van longkanker is sterk afhankelijk van het type longkanker en het stadium van de ziekte.4 Het is belangrijk om samen met de behandelend arts aan de hand van de diagnose de verschillende mogelijkheden te bespreken.

Lees ook: Shared decision making is essentieel voor een goede behandeling van longkanker  

Multidisciplinair overleg en expertisecentra

In een multidisciplinair overleg (MDO) komen de specialisten samen om informatie rondom de diagnose samen te voegen. Dr. Cohen: “Iedere patiënt bespreken we in een team om een plan van behandeling vast te stellen. Daar zitten ook chirurgen en radiotherapeuten bij. Samen komen we dan tot het beste behandelplan voor iedere individuele patiënt.”

Vijf centra in Nederland zijn aangewezen als expertisecentrum. Hier wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar zeldzame mutaties in het DNA van kankercellen en resistentie tegen doelgerichte en immuuntherapie. Dr. Hanselaar: “Als je een zeldzame mutatie vindt, dien je dit altijd te overleggen met een expertisecentrum.” De expertisecentra dienen dan als vraagbaak voor MDO’s van perifere ziekenhuizen. Patiënten worden in een expertisecentrum behandeld als ze meedoen aan een studie of als er sprake is van een zeldzame DNA-mutatie.      

Chemotherapie

“Bij chemotherapie geef je medicijnen die overal in het lichaam terechtkomen. Overal waar kankercellen zitten vindt dan behandeling plaats. Chemotherapie wordt ingezet als longkanker zich op meerdere plekken heeft uitgezaaid. Chemotherapie wordt ook toegevoegd aan andere therapieën, zoals een operatie of bestraling”, vertelt dr. Hanselaar. “Dan is het bedoeld om de eventueel laatste restjes kankercellen op te ruimen. Chemotherapie wordt ook gebruikt voor palliatieve behandeling, met als doel om de tumor(en) kleiner te maken.” Van chemotherapie worden veel patiënten ziek, ze hebben bijvoorbeeld haaruitval of een verminderd afweersysteem. Het voordeel van chemotherapie is dat de bijwerkingen meestal tijdelijk zijn, bij een operatie en bestraling zijn de bijeffecten vaker blijvend”, aldus dr. Hanselaar.

Chirurgie

Dr. Hanselaar: “Een operatie is alleen geschikt bij longkanker in een vroeg stadium en als de chirurg het idee heeft dat hij de tumor makkelijk en in zijn geheel kan weghalen. Dat kan bij het niet-kleincellige en soms ook bij het kleincellige longkanker zijn. Als er al uitzaaiingen zijn naar bijvoorbeeld lymfeklieren, moet je beoordelen of ook die klieren operatief zijn te verwijderen. Als dat niet kan, is een operatie niet de aangewezen behandeling.” Omdat een operatie een plaatselijke ingreep is, zijn ook de bijwerkingen vooral op de plaats van de operatie. Het nadeel van een operatie is de operatiewond, met risico op infectie.

Doelgerichte therapie of targeted therapy

“Deze vorm van therapie is de laatste jaren sterk in opkomst en is volop in ontwikkeling. Doelgerichte therapie is geschikt voor de behandeling van niet-kleincellige longkanker. Voor kleincellige longkanker is nu geen doelgerichte therapie, alleen in de onderzoeksfase”, legt dr. Hanselaar uit. “Dit zijn over het algemeen tabletten die heel gericht worden ingezet tegen tumor drivers, een bepaalde receptor of signaalmechanisme in de kankercel. Door een DNA-mutatie in de kankercellen is als het ware een knopje aangezet waar je heel doelgerichte therapie op in kan zetten. We vinden steeds meer van deze receptoren en doelgerichte therapie wordt dan ook steeds belangrijker. Belangrijke mutaties zijn de EGFR en KRAS.” Het gaat nu nog om een relatief kleine groep patiënten: veel patiënten hebben geen DNA-mutaties of mutaties waarvoor (nog) geen doelgerichte therapie beschikbaar is. Het voordeel van doelgerichte therapie is dat het effect vaak langdurig is en er relatief weinig bijwerkingen zijn.

Bij doelgerichte therapie kunnen bijwerkingen optreden als huiduitslag, veranderingen in het haar en nagels. Over het algemeen zijn deze bijwerkingen goed te behandelen. Ook diarree komt voor als bijwerking. Aangezien patiënten hun lichaam het beste kennen, zijn zij vaak ook de eersten die bijwerkingen herkennen. Het is belangrijk om deze bijwerkingen met de behandelend arts te delen.      

Immuuntherapie of immunotherapie

Bij immuuntherapie (ook wel immunotherapie genoemd) wordt het eigen afweersysteem van de patiënt ingezet om kankercellen te doden. “Kankercellen hebben als het ware een camouflage om zo onherkenbaar te zijn voor het afweersysteem. Als je deze camouflage weet te blokkeren, kan het afweersysteem de kankercellen herkennen en opruimen”, aldus dr. Hanselaar. De ‘camouflage’ wordt verzorgd door het eiwit PD-L1. De mate van succes van immuuntherapie is mede afhankelijk van het percentage kankercellen dat PD-L1 heeft. “Als de PD-L1 boven de 50 procent is, is alleen immuuntherapie vaak doeltreffend. Is de waarde onder de 50 procent, dan gaan we voor de combinatie van immuun- en chemotherapie.” Doelgerichte therapie en immuuntherapie worden palliatief ingezet bij patiënten in stadium 4 van de ziekte. Er wordt wel onderzoek gedaan om te bepalen in welke mate deze therapieën ook curatief (genezend) kunnen worden ingezet. Het is van belang om bijwerkingen tijdig te herkennen, te melden en zo mogelijk te behandelen. Immuuntherapie kan als bijwerkingen auto-immuunachtige klachten geven: je eigen afweersysteem gaat de eigen lichaamscellen aanvallen. Dat kan overal in het lichaam gebeuren. Denk aan  huidafwijkingen als jeuk en roodheid, darmproblemen als diarree en misselijkheid en schildklierproblemen. Ook ontsteking van de longen, nieren of lever kan veroorzaakt worden door immuuntherapie.

Immuuntherapie wordt gemiddeld eens in de twee, drie of 6 weken gegeven. Dr. Hanselaar: “Gemiddeld elke 6 weken bekijken we hoe de tumor zich verhoudt ten opzichte van de therapie. Dat doen we met een CT-scan, de algehele conditie van de patiënt en bloeduitslagen. Als de tumor stilstaat of kleiner wordt en de patiënt verdraagt de therapie goed, gaan we door met de therapie. Dat is tot maximaal twee jaar, daarna weten we niet wat de toegevoegde waarde is.”    

Radiotherapie (bestraling)

“Met bestralen dood je de kankercellen met sterke röntgenstraling. Je kunt dit inzetten met een curatief (genezend) doel en met een palliatief (verlichtend, maar niet genezend) doel. Bij longkanker in een vroeg stadium richt je de bestraling op alle bekende plekken met kanker om de kankercellen te vernietigen. In de palliatieve fase richt de therapie zich op plaatsen die het meeste last geven voor de patiënt. Het doel is dan om de tumor te verkleinen.” Zoals bij een operatie is bestraling een ingreep op de plaats van de tumor of uitzaaiing zelf. “Het nadeel van bestraling is dat het gezonde weefsel rondom de tumor ook in enige mate wordt bestraald en zo beschadigd raakt. Dat geeft bijvoorbeeld problemen aan de huid of de long zelf.”

Belangrijke aanvulling op de behandelingsmogelijkheden

Doelgerichte therapie en immuuntherapie zijn de laatste tien jaar belangrijke aanvullingen op de andere behandelmogelijkheden tegen longkanker. Dr. Hanselaar: “Maar niet iedereen reageert even goed op deze therapieën, dus chemotherapie blijft zeker ook belangrijk. Het is voor een longarts wel prettig om meer mogelijkheden te hebben. Dat vraagt ook om meer uitleg en shared decision making. Chemotherapie wordt ook vaak gecombineerd met immuuntherapie en de therapieën lijken elkaar dan te versterken. Omdat patiënten mogelijk langer leven, heb je als longarts ook langer contact met hen.”

Als therapie niet werkt

Het kan zijn dat doelgerichte therapie of immuuntherapie niet of niet goed aanslaat. “Als dat in het begin van de behandeling al duidelijk wordt, dan is het meestal zo dat de kankercellen toch niet vatbaar blijken voor de therapie. Dat kan ook na verloop van tijd ontstaan: als cellen die gevoelig zijn voor de therapie eenmaal dood zijn en de minder gevoelige cellen overleven, is de therapie minder effectief. Dan ontstaat een soort resistentie. Soms muteren kankercellen zich, waardoor ze niet meer vatbaar zijn voor de therapie. Bij resistentie is het soms raadzaam om de patiënt te verwijzen naar een expertisecentrum.”

Zorgverleners in het behandeltraject

Dr. Hanselaar: “Tijdens de behandeling is de verpleegkundig specialist oncologie voor veel patiënten een belangrijk aanspreekpunt, een soort casemanager. Afhankelijk van de behandeling komt een patiënt verder in aanraking met een chirurg en/of radiotherapeut. Voor de behandeling met chemotherapiekuren komt de patiënt meestal naar de dagbehandeling, waar de verpleegkundigen voor de begeleiding zorgen. In de behandeling spelen verder soms een diëtist, maatschappelijk werk en een psycholoog een rol.”

Gerelateerde artikelen

Er zijn verschillende typen en stadia van longkanker en daarmee verschillende behandelingen. Voor de keuze van de best passende behandeling is shared decision making essentieel. Wat is het precies? En wat is de rol van de arts én van de patiënt hierin? Longarts Christi Steendam van het Amphia Ziekenhuis in Breda legt het uit.

Covid-19 heeft verstrekkende gevolgen voor de behandeling van longkanker. Dr. Judith Herder is longarts in het Meander Medisch Centrum in Amersfoort. Zij bespreekt deze gevolgen voor arts en patiënt. Hoe…

“Geen jaren, eerder maanden,” schatte de arts in de zomer van 2017. Maar twee jaar later is ze er nog. En hoe! Stralend, energiek en levenslustig vertelt Aukje Bakker over…

Longkanker ontstaat meestal door roken. Slechts tien procent van de longkankerpatiënten heeft niet gerookt. Prof. dr. Harry de Koning heeft op basis van deze statistiek een hoog-risicogroep gedefinieerd. Zijn studie[1]…

Van alle kankerpatiënten overlijden de meesten aan longkanker. Er wordt veel onderzoek gedaan naar betere behandelmethodes om de levensduur van deze patiënten te verlengen. Prof. dr. Joachim Aerts is hoofd…

 

Psychosociale ondersteuning

Mede door alle ontwikkelingen binnen de behandeling van longkanker kunnen longkankerpatienten langer leven. Dat geeft nieuwe uitdagingen in het leven, vooral in de palliatieve fase. “Patiënten kunnen op onbegrip stuiten van de omgeving”, aldus drs. Christi Steendam (longarts in het Amphia Ziekenhuis in Breda en onderzoeker in het Erasmus MC te Rotterdam). “Dan heeft een patient te horen gekregen dat hij/zij uitgezaaide longkanker heeft en niet meer beter wordt, en een paar jaar later leeft hij/zij nog Of ze zijn gestopt met hun werk, maar kunnen dankzij de therapie toch weer iets oppakken. Maar dat wil niet zeggen dat ze genezen zijn.” Veel patiënten en/of naasten hebben zelf moeite met het vinden van een nieuw evenwicht, of juist met hoe hun omgeving tegen hen aankijkt.

De mate van psychosociale ondersteuning is mede afhankelijk van in hoeverre patiënten last hebben van deze uitdagingen. Drs. Steendam: “We hebben veel contact met maatschappelijk werk. Veel mensen maken ook gebruik van inloophuizen voor kankerpatiënten. Of ze komen bij een hulpverlener via de medische psychologie in het ziekenhuis of psychologie bij de huisarts. Er is veel ondersteuning beschikbaar, het is afhankelijk van de persoon wat het beste past. Wij zullen altijd vragen hoe het met de patiënt gaat, maar zij moeten zelf natuurlijk ook hun eventuele behoefte aan psychosociale ondersteuning aangeven. Dat moet een beetje van twee kanten komen.”

Gerelateerde artikelen

Kankervrij verklaard worden is een gelukkige dag voor het leven van een patiënt met longkanker. Echter het herstelproces is nog lang niet voorbij. Dr. Judith Herder is oncologisch longarts in…

Buiten de fysieke impact van longkanker, speelt er ook een sterke psychosociale factor mee. “Confrontatie met een potentieel dodelijke ziekte. Dat doet wat met je. Van het een op het…

 

COVID-19 en longkanker

Uit een enquête onder longkankerpatiënten uit het voorjaar van 2020 werd duidelijk dat 68 procent van hen wijzigingen in de behandeling of controles had ervaren. Voor zover bekend had dit geen negatief effect op het effect van de behandeling. In de eerste golf (maart, april en mei 2020) werd beduidend minder (tot circa 20 procent) longkanker gediagnostiseerd dan normaal, hoogstwaarschijnlijk omdat mensen langer wachten met de gang naar de huisarts en minder snel zijn doorverwezen. 5

Longarts Wessel Hanselaar: “Dat betekent dat we patiënten na de eerste golf regelmatig voor het eerst zagen met een ziekte die al verder ontwikkeld was dan dat we normaal zien. In de tweede golf staat dat duidelijk minder het geval. De behandelingen gaan gewoon door. Immuuntherapie vormt geen probleem voor COVID-19 . Patiënten met chemotherapie moeten wel oppassen, omdat de afweer door chemotherapie wordt verminderd, maar we vinden het desalniettemin geen reden om het niet te geven. Oncologiepatiënten krijgen in ziekenhuizen de zorg die ze nodig hebben.”

Longartsen

Referenties (geraadpleegd op 16 maart 2021)

  1. https://www.longkankernederland.nl/longkanker/soorten-longkanker
  2. Volksgezondheidenzorg
  3. https://www.longkankernederland.nl/longkanker/oorzaken-en-symptomen
  4. https://www.longkankernederland.nl/longkanker/behandelingen
  5. https://iknl.nl/covid-19/covid-19-en-longkanker

FAQ’s

Longkanker is de ongecontroleerde deling van lichaamscellen in de longen. Er bestaan verschillende soorten longkanker die zich verschillend gedragen.
Aanhoudende prikkelhoest, kortademigheid, meer slijmvorming, vermoeidheid en hoesten met bloed. Ontstekingen blijven bestaan, ondanks behandeling met antibiotica.
De longarts gebruikt beeldvormende technieken om te bepalen óf en waar de tumor of tumoren zich bevinden. Met een punctie met behulp van echografie of bronchoscopie kan een biopt worden genomen, waarmee de patholoog kan bepalen van welk type en stadium sprake is.
De behandeling is sterk afhankelijk van het type longkanker en het stadium. Chirurgie, chemotherapie, radiotherapie (bestraling) en therapieën als doelgerichte therapie (targeted therapy) en immuuntherapieën worden door de longarts ingezet.

Dit artikel is financieel mogelijk gemaakt door MSD. De hierin besproken meningen en ervaringen zijn afkomstig van de geïnterviewde personen, MSD heeft geen invloed op de inhoud gehad. - NL-NON-01152

Reactie

Plaats een opmerking

Onthoudt mijn naam en e-mailadres in de browser voor de volgende keer dat ik een opmerking plaats.